Arnulf Rainer

In de kunstverzameling van het Würthconcern neemt de Oostenrijkse kunstenaar Arnulf Rainer (geb. 1929) een centrale plaats in.

Momenteel bezit het Würth Museum in Künzelsau, in Zuid-Duitsland, ruim 150 werken en een flinke keuze daaruit is vanaf 26 april 2009 te zien in Kunstlocatie Würth, de tentoonstellingsruimte van Würth Nederland B.V. in ’s-Hertogenbosch. De expositie bestaat uit schilderijen, fotowerken, schilderingen en tekeningen op papier en een groot aantal prenten, waaronder ook in samenhangende series.

Het werk van Arnulf Rainer lijkt moeilijk toegankelijk, omdat het vaak donker en zwaar van karakter is. Het is dan ook niet vreemd dat het lange tijd geduurd heeft voor dat dit werk een publiek vond buiten de kringen van geïnformeerde liefhebbers, kunstenaars, verzamelaars en critici in Oostenrijk en Midden-Europa. Binnen die kringen geldt Arnulf Rainer’s werk al sinds het einde van de jaren ’50 als zeer invloedrijk. Verschillende Nederlandse musea voor hedendaagse kunst tonen het werk van Arnulf Rainer met enige regelmaat vanaf 1980.

Rainer’s kunst is voortdurend in beweging, altijd in ontwikkeling, en hij heeft zijn ideeën vastgelegd in een breed scala van technieken. Door deze beweeglijkheid en kleurrijke afwisseling is zijn werk toegankelijker dan vaak gedacht wordt.

Het vastleggen, weergeven en oproepen van een breed veld van menselijke emoties staat centraal in het werk van Rainer. Vooral heftige, ongetemde emoties van extase, vervoering, angst en pijn. Inhoudelijk vindt zijn werk vaak aansluiting bij de klassieke religieuze kunst maar in de vorm is het onverbiddelijk eigentijds.

Voor Arnulf Rainer bleek het in het begin van zijn kunstenaarschap, omstreeks 1950, noodzakelijk te zijn om op zoek te gaan naar een manier van werken die op geen enkele manier bij de normale schilderkunst hoorde. Zijn inspiratiebronnen vond hij al snel in de kunst van het surrealisme en wat later in de kunst van psychiatrische patiënten. Hun compromisloze werk is vaak getekend of geschilderd zonder rekening te houden met de bekende afspraken over vorm en kleur die elke normaal opgeleide kunstenaar gebruikt.

In Rainer’s uitgebreide oeuvre zijn een tweetal hoofdlijnen terug te vinden. Allereerst de ‘Übermalungen’ waarbij Rainer zijn eigen schilderijen, maar soms ook werken van andere kunstenaars, zodanig overschildert dat de voorstelling helemaal verdwijnt achter een laag donkere of rode verf. Een uitwissen van het bestaande, een vernietigen waarbij het beeld verdwijnt maar toch ook aanwezig blijft achter een nieuwe schildering. Een tweede door Rainer veel gebruikte methode is het beschilderen van foto’s. Foto’s van zichzelf, zelfportretten, foto’s van historische beelden of foto’s van andere kunstwerken. Hierin lijkt Rainer vaak op zoek te gaan naar niet eerder geziene lichamelijke uitdrukkingen en emoties. Zo is er in de expositie een werk te zien waarop hij een foto van een zelfportret van Vincent van Gogh beschilderd heeft. Rainer’s toevoegingen in zwart, blauw en rood maken Van Gogh’s uitdrukking nog tragischer.

Ondanks het afwijzen van de ‘normale’ kunst blijft Arnulf Rainer steeds weer gefascineerd door de mogelijkheden die de oude schilderkunst hem steeds weer biedt om nieuwe werken te maken. Terwijl de lichamelijke en psychische emotionaliteit zijn onderwerp vormt worden deze ook vaak zodanig vastgelegd in series en samenhangende reeksen dat er een grote verdieping zichtbaar wordt. Rainer’s oeuvre als geheel toont een sterke, innerlijke samenhang. Emotionaliteit en bedachtzaamheid gaan in zijn kunstwerken goed samen.

In de Würth verzameling zijn de werken van Arnulf Rainer ook onderdeel van een grote collectie eigentijdse kunst uit Oostenrijk. Van een vijftal jongere kunstenaars zijn werken in de tentoonstelling te zien waarin mogelijkheden die het hedendaagse abstracte en expressionistische schilderen heeft, terug te vinden zijn. Veel van deze mogelijkheden heeft Arnulf Rainer als eerste aangereikt. Deze vijf schilders zijn Hermann Nitsch (geb. 1938), Günther Brus (1938), Kurt Kocherscheidt (1943-1992), Nikolaus Moser(1956) en Hubert Scheibl (1952) .

>Klik hier voor de folder